Kluitjesvolk
5 juli 2016
Je hoéft niet naar kantoor! Sinds ik ‘Kluitjesvolk’ van Marianne Zwagerman las, is dit de zin die in mijn hoofd opkomt wanneer ik ’s morgens na het ontwaken met een mok koffie en de kranten terug in bed kruip. Ik hoef al een tijdje niet meer naar kantoor – lees: de redactie van tot voor kort de grootste krant van Nederland – maar ik vraag me oprecht af hoeveel loonslaven na het lezen van Zwagermans pleidooi voor een vrij leven hun baan hebben opgezegd.
Nu ben ik ruim twintig jaar met groot plezier loonslaaf geweest, niets ten nadele van mensen die liever een vaste baan hebben, want ook dat is vaak een bewuste keuze. Maar ik vond het tijd voor vrijheid en verandering. Noem het midlife, noem het opportunity knocks. Het is natuurlijk makkelijk praten als de omstandigheden het ineens toelaten. Dat geldt ook voor Zwagerman, die pas toen zij haar baan, haar man en haar bril kwijtraakte het nomadenleven omarmde.
Hoe dan ook vind ik De Zwaag een stoere vrouw. Ze heeft een enorm grote bek waar niet zelden een gefundeerde mening uitkomt, ze is schaamteloos en ze doet er alles aan om een lekker wijf te zijn. Ze jogt, squat en powerlift, post daar heerlijk schaamteloze foto’s van en deinst zelfs niet terug voor bikini-pica’s. Haar boek schreef ze in Brazilië, ze woont op een boot en ze is alleen in Nederland als ze een goedbetaalde klus heeft. Best jaloersmakend.
Ik pretendeer al jaren schaamteloos door het leven te gaan, maar aan bikini-pica’s durf ik echt niet. En zelf ben ik sinds mijn nieuw verworven vrijheid nog amper verder gekomen dan de volkstuin. Niks Rio. Op de tuin heb ik het hoofd leeg gemaakt met noeste fysieke arbeid. Twintig kuub zand, veertig kuub aarde, een blokhut, een terras, een grasmat, planten. Nu staat het er allemaal en kan ik me niet meer verschuilen achter wat ik de afgelopen maanden het ‘Project Schrijfhut’ heb genoemd. Er moet geschreven. Misschien daar, misschien in Brazilië, misschien heel ergens anders, want ik hoor Marianne al roepen: ‘Je hoéft niet naar de volkstuin!’